h

Help de asbest de Twentse bodem uit

6 oktober 2002

Help de asbest de Twentse bodem uit

Ondanks het verbod in 1993 op het gebruik van asbest is grond met asbestvervuiling nog overal in Nederland te vinden. De overheid moet eindelijk serieus werk maken van het saneren van bodemasbest.

Door Krista van Velzen en Vincent Mulder

De fabrieken van Asbestona in Harderwijk en Eternit in Goor hebben inwoners van deze gemeenten opgezadeld met een enorme erfenis. Jarenlang is de bodem vergiftigd met asbestcementafval, dat gratis beschikbaar werd gesteld voor weg- of erfverharding. De vrije asbestvezels worden er gemakkelijk ingeademd. ‘Overal waar je hier een schop in de grond steekt ligt asbest’, zeggen bewoners van Goor.

Jaarlijks sterven in Nederland meer dan 350 mensen aan long- en buikvlieskanker (mesothelioom), ziekten die het gevolg zijn van direct contact met asbest. Naar verwachting zal dit aantal na 2015 oplopen tot 700 per jaar. Daarnaast groeit de laatste jaren het aantal slachtoffers dat is besmet via asbeststof in de bodem. Van de overheid mag worden verwachten dat topprioriteit wordt gegeven aan het in kaart brengen van plaatsen met bodemasbest. In de praktijk blijkt echter het omgekeerde het geval: een grootschalige inventarisatie van bodemasbest in gemeenten waar voorheen asbestverwerkende fabrieken stonden, laat al jaren op zich wachten. Maar sinds 1 januari 2000 heeft de overheid een wettelijke stok achter de deur om actie af te dwingen. In een Regeling Asbestwegen is het vanaf die datum verboden om asbestwegen te bezitten. Vóór die datum hadden gemeenten al een volledige sanering van de hun bekende asbestwegen moeten uitvoeren. De gemeenten Harderwijk en Goor (nu Hof van Twente) hebben tot nu echter geen volledig beeld van wat er aan asbestwegen in hun gemeente is.

Gemeenten met veel bodemasbest sluipen omslachtig om de problematiek en lopen weg als zij worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Volgens ons getuigt deze houding van onverantwoord bestuur. Ook als wel tot sanering wordt overgegaan wordt kostenbesparing boven veiligheid gesteld. In het geval van asbestwegen kiezen gemeenten en particulieren vaak voor een goedkope 'sanering', waarbij de asbestlaag simpelweg wordt bedekt met een laag asfalt. Evenals bij afgegraven asbestwegen worden de bermen niet bij de sanering betrokken en lopen bijvoorbeeld kabeltrekkers in de toekomst nog steeds gevaar. Hetzelfde geldt voor het opbrengen van een laag schone aarde in een woonwijk waar asbest in de ondergrond blijft zitten: iedere paal die hier wordt gegraven, iedere boom of schuur die wordt gezet is weer een kans op verdere verspreiding van asbestvezels.

Gemeenten lijken het asbestprobleem niet serieus te nemen. In de asbestwijk De Hogenkamp in Goor is de gemeente nu berispt door de Milieu-inspectie, omdat zij de bewoners slechts heeft geadviseerd om de tuin door sproeien nat te houden en maar liever niet in de tuin te werken. Terwijl onderzoekers in maanmanpakken grondmonsters kwamen nemen bleven kinderen in de buurt spelen en bewoners hun tuin schoffelen. Diezelfde bewoners hebben bij de aankoop van hun huis een door de gemeente bekrachtigde schoongrondverklaring ontvangen, maar weten inmiddels dat hun grond vol asbest zit. Ook slagen gemeenten er niet in om particulieren te overtuigen van het belang van goede sanering van hun asbestbodem. Ambtenaren van de gemeente Haaksbergen moesten in de bossen bij Buurse constateren dat hier illegaal 1.700 ton asbestvervuilde grond was gestort. Ook kon het gebeuren dat een grondverzetbedrijf in Goor diverse transporten van met asbest vervuilde grond bezorgde.

Steeds vaker willen gemeenten die met asbestincidenten worden geconfronteerd overgaan tot een volledige asbestinventarisatie en -sanering. Daarvoor is echter niet genoeg geld, zeggen zij. Daarom pleiten wij voor een landelijk plan van aanpak voor asbestsanering, om een definitieve oplossing van het asbestprobleem mogelijk te maken.

Het initiatief hiertoe moet worden genomen door het Rijk, dat een landelijke inventarisatie moet maken van vervuilde gronden en moet toezien op volledige sanering. De kosten die hiermee gemoeid zijn, zullen door de Rijksoverheid moeten worden opgebracht. Een groot deel ervan zal moeten worden verhaald op de asbestverwerkende fabrieken van destijds. Ook hier zal moeten gelden dat de vervuiler betaalt, niet de gemeenschap die is benadeeld.

Dit artikel verscheen op 5 oktober 2002 in Tubantia

U bent hier